Op 30 april 1975 braken Noord-Vietnamese tanks door de poorten van het presidentiële paleis van Saigon. Het maakte een einde aan de lange en bloedige Vietnamoorlog. De Verenigde Staten had de strijd in het Zuidoost-Aziatische land verloren en likte zijn wonden. Maar voordat de laatste soldaten vertrokken kondigde de Amerikaanse regering nog een bijzonder plan aan. President Ford gaf de opdracht om duizenden ontheemde Vietnamese kinderen het land uit te krijgen. ‘Operatie Babylift’ vond plaats van 3 tot 26 april 1975. Getuigen zijn het huilen van de honderden Vietnamese weeskinderen nooit vergeten.

Speciaal kinderfonds moest weeskinderen helpen

Een speciaal kinderfonds voor buitenlandse hulp moest ongeveer duizenden Zuid-Vietnamese weeskinderen uit oorlogsgebied halen. Precieze aantallen zijn niet bekend, maar schattingen lopen uiteen van 2000 tot meer dan 3300 baby’s en kinderen. In Amerikaanse vliegtuigen werden de kleintjes vanuit Vietnam overgevlogen en geadopteerd door families uit de Verenigde Staten.

Tientallen baby’s in kartonnen dozen

Operatie Babylift werd vastgelegd in verschillende fotoreportages. In eerste instantie lijkt het alsof er pakketjes strak in de vliegtuigstoelen zijn vastgemaakt. Maar wie beter kijkt ziet dat er in kartonnen dozen tientallen baby’s liggen. Sommige kinderen zijn iets ouder en liggen vrij ongemakkelijk met hun benen over de randen van hun ‘wieg’. Volwassenen zijn op de foto’s niet in beeld, maar uiteraard hielden ze de kinderen scherp in de gaten.

Een paar versleten babyschoentjes gedragen door een weeskind geëvacueerd uit Vietnam tijdens Operatie Babylift.


Vrijwilligers aan boord

Het snel transporteren en verzorgen van duizenden kleine kinderen was een enorme operatie. Gelukkig waren er voldoende vrijwilligers aanwezig om de boel in goede banen te leiden. Een Pam Am stewardess heeft levendige herinneringen aan baby’s in kartonnen bassins, zowel op als onder de stoelen. Tijdens de vlucht controleerde ze de baby’s met een zaklamp:

We gluurden constant in bassins om er zeker van te zijn dat elke baby nog ademde. Ik liet mijn licht op elk klein ruggetje schijnen en wachtte voor mijn gevoel soms uren om een ribbenkast te zien bewegen, zodat ik zeker wist dat de baby leefde.


Eerste vlucht eindigde in ramp

Het eerste vliegtuig van Operatie Babylift vertrok op 4 april 1975, slechts enkele weken voor de val van Saigon. Kapitein Dennis ‘Bud’ Traynor was de piloot van het C-5 vrachttoestel. Er bevonden zich honderden kinderen in de leeftijd van 0 tot 2 jaar aan boord. Kort na vertrek kreeg het toestel echter grote problemen. De achterste laadkleppen bleken niet goed gesloten. Daardoor sprongen ze op 7000 meter hoogte open en namen een deel van de staart mee. Er ontstond explosieve decompressie en het vliegtuig raakte onbestuurbaar. Traynor later in een interview (vertaald):

Dus ik trek en trek en trek, maar de neus gaat steeds verder naar beneden. We gaan steeds sneller en sneller, en het lukt me niet om het probleem op te lossen.


Brandend vliegtuig

Uiteindelijk lukte het Traynor om het vliegtuig te stabiliseren en keerde terug naar Saigon. Bij Vliegbasis Tân Sơn Nhứt probeerde hij een noodlanding te maken. Het toestel crashte echter tegen een dijk, vloog weer de lucht in en klapte toen tegen de grond. De gevolgen van de crash waren heftig. “We kwamen tot stilstand en ik dacht bij mezelf ‘ik leef. En zo maakte ik mijn heupgordel los, viel tegen het plafond, rolde het zijraam open, en stapte naar buiten. Toen zag ik de vleugels branden”, aldus Traynor.

Dertig geplande vluchten

Van de 311 mensen aan boord overleefden er 173. Helaas verloren 78 kinderen en ongeveer 50 volwassenen, waaronder veel lucht- en defensiepersoneel, hun leven. De passagiers beneden in het toestel hadden helaas weinig kans op overleven. De eerste vlucht van Operatie Babylift eindigde een tragedie, maar aan het project zelf kwam echter geen einde. In totaal vonden er zo’n dertig vluchten plaats. De C-5A Galaxy en de C-141 Startlifter vrachtvliegtuigen, geëxploiteerd door de 62nd Airlift Wing van de Amerikaanse luchtmacht, moesten de kinderen naar veilige oorden brengen.

“Minstens 10.000 wegwerpluiers”

De San Francisco Chronicle schreef een artikel over de bijzondere situatie aan boord van de Amerikaanse vliegtuigen. In de krant van 6 april 1975 staat dat er “minstens 10.000 wegwerpluiers, liters babypoeder, 2400 wattenstaafjes, 1440 aspirinetabletten, zalf, tandpasta en handdoeken” aan boord waren. Verder schrijft de krant dat een vliegtuig naar Seattle compleet volgeladen was met luiers, flessen, etenswaren en wiegjes.

Chaos na aankomst

Eenmaal gearriveerd op het Amerikaanse vasteland werden de weeskinderen overgebracht naar militaire buitenposten. Twee daarvan bevonden zich in Californië en een in Washington. In de opvanghallen was het opnieuw een grote chaos. Er was niemand aanwezig die de leiding had en de kleine kinderen waren moe en overprikkeld. Het gehuil ging door merg en been. In de hal waren veel te weinig matrassen en daardoor moesten de kinderen soms noodgedwongen om dekens op de vloer liggen. Vrijwilligers maakten lange diensten om de kinderen te verzorgen en te voeden. Velen waren aan het einde van hun latijn en werden ziek. Ook veel kinderen werden ziek. Soms kwam er een familie langs om een kindje mee te nemen.

Gecompliceerde erfenis

De erfenis van Operatie Babylift is gecompliceerd. Uit later onderzoek is gebleken dat niet ieder kind uit Zuid-Vietnam wees was. Sommige geadopteerde kinderen vonden na jarenlang zoeken hun familieleden terug, maar anderen waren minder succesvol. De ontheemde kinderen van toen zijn volwassen geworden. Een aantal van hen maakte een reis naar Vietnam om hun wortels terug te vinden. De Vietnamese non-profitorganisatie Operation Reunite helpt deze bijzondere groep mensen door ze via DNA-tests te matchen met hun Vietnamese families. In april 2015 werd een monument onthuld in Holmdel, New Jersey.

Bronnen

Meer lezen?